Wandelen: passie of roeping?


Waar komt toch die drang vandaan om steeds weer op pad te gaan, om altijd weer naar buiten te willen? Die eeuwige rusteloosheid. Blaise Pascal schreef het al: “het meeste kwaad ontstaat omdat een mens niet kan stilzitten in zijn kamer.” We hebben het over mijn diepste drijfveren om te wandelen. In het verlengde van mijn korte theologische studie en mijn christelijke, kerkelijke verleden, heb ik wel geroepen dat het mijn roeping is, dat ik niet anders kan. Alsof het iets is waar je geen greep op hebt, iets wat zich onttrekt aan controle, iets wat je overkomt. Maar ook iets waar je toe geroepen bent. Het  staat hierboven geschreven dat je wandelt. Het is een oerdrang die je niet goed kunt verklaren. Je zou ook kunnen zeggen dat het een verslaving is. Een verslaving aan het trage bewegen, aan het onderweg zijn. Verslaving aan buiten. Of is het een manier, een vorm van weglopen? Weglopen voor jezelf? Wandelen als zelfontkenning. Nu gaan we psychologiseren. Je kunt helemaal niet van of voor jezelf weglopen. Je neemt jezelf, ook als je wandelt, mee. Je gedachten, emoties, kwalen en waarnemingen wandelen met je mee. Je kunt jezelf niet uittrekken als een trui, broek of jas. Geroepen dus. Maar door wie of wat? Door niemand of niets. Gewoon geroepen om te wandelen. Maar het klinkt zo zwaar, alsof er een taak volbracht moet worden. Alsof je voorbestemd bent. Het is eerder een vederlichte roeping, een gegeven genot om te wandelen, te denken en te schrijven over wandelen. Het is een ironische manier van spelen met mijn christelijke verleden. God mocht willen dat hij mij geroepen heeft. Een grote grap, die roeping. Natuurlijk heb ik er zelf voor gekozen om veel te wandelen en wandelen tot het centrum van mijn denken en doen te maken. Ambulo, ergo sum. Ik wandel, dus ik ben. Niet ‘ik kan niet anders’, maar ik wil niet anders. Dat is andere koek. Wandelen is mijn passie, mijn hartstocht. En opnieuw zitten we midden in de christelijke symboliek. Onontkoombaar.  Maar wel geseculariseerd. Niet in de betekenis van het lijdensverhaal van Jezus, maar veeleer in de betekenis van enthousiasme, verlangen, liefde, bewondering. Laten we het maar houden op intens enthousiasme, hartstochtelijk verlangen, innerlijke drijfveer.

Traagheid van wandelen


Graag traag. Wandelen is een trage beweging. Traagheid is een noodzakelijke voorwaarde voor een optimale beleving van het landschap.  Alleen te voet kun je het landschap intensief beleven, ervaren. Alleen traag kun je genieten van de rust en stilte in het landschap. Traagheid van wandelen staat haaks op de hectiek van het autorijden, zelfs op de snelheid van het fietsen. Wandelen zelf hoeft niet traag te gaan. Het gaat niet om het tempo van het lopen. Je kunt snel wandelen en je kunt gewoon wandelen en je kunt langzaam, traag wandelen. Het gaat erom dat wandelen, lopen, te voet gaan traag is ten opzichte van alle andere vormen van zich voortbewegen. Het voordeel van die traagheid is dat je stap voor stap om je heen kunt kijken en de omgeving goed in je op kunt nemen. Wandelend ervaar je de dingen om je heen, het landschap, de geluiden, de geuren, wat je ziet het meest intensief. Wandelen is een genot voor de zintuigen, voor de beleving, omdat je er de tijd voor hebt, kunt nemen. Langzaam aan is voorwaarde voor intensieve beleving. Stapsgewijs kijk ik om me heen, zie ik de details. Een houtwal valt me op, een onbekende bloem. Ik vertraag, sta stil om nog beter te kijken, om aan te raken, om een foto te maken, om te ruiken. Wandelen is een feest voor de zintuigen en voor de details. Ga je sneller, dan verlies je overzicht en mis je de bijzonderheden, de kleine dingen. Het landschap wordt algemener en abstracter.


Traagheid is dan niet alleen een neutrale aanduiding, maar wordt politiek. Een politieke daad. Wandelen is een vorm van protest tegen de jachtigheid, de snelheid, de hectiek van het dagelijkse leven. Traagheid van het wandelen is een politiek manifest tegen de snelheid van de vooruitgang. Wandelen laat zich lezen als verzet tegen de haast, het rennen en de versnelling. Mijn wandelen laat zich lezen als verzet tegen drukte, haast, snelheid, die gepaard gaan met minder aandacht. Snelheid gaat samen met lawaai, onrust, verlies van concentratie en is meer naar binnen gericht.  Waarom heb ik een hekel aan snelheid en waarom word ik blij van traagheid? Wat zegt dat over mij? Zegt dat iets over mij? Ik leef liever traag en wandelen past daar goed bij. Mensen willen vaak te snel en te veel, hebben te weinig aandacht voor elkaar en voor de details.


Daarom hou ik van andere wandelaars, gepassioneerde wandelaars, fanatieke wandelaars. Hoewel het woord fanatiek misschien alweer teveel grenst aan snelheid en haast. Al wandelend met andere mensen heb ik door het langzame tempo, het trage tempo, niet alleen intensief contact met mijn landschappelijke omgeving, maar ook met degene met wie ik samen wandel. We nemen alle tijd om met elkaar te praten, naar elkaar te luisteren, op elkaar te reageren. Op wat ons bezighoudt in ons hoofd, maar ook op wat we om ons heen zien en ervaren, beleven. We delen de traagheid van het lopen die ons tot elkaar ‘veroordeelt’, die ons met elkaar verbindt, die ons de rust geeft om aandacht voor elkaar te hebben. Het trage tempo van het wandelen geeft vleugels aan ons gesprek.


De traagheid van het wandelen is vooral noodzakelijke voorwaarde voor intensieve ervaringen in het algemeen en voor zintuigen, details en aandacht in het bijzonder. Wandelen is de tijd nemen om om je heen te kijken, om je waarnemingen aan te scherpen en om je medewandelaar(s) te verstaan, om je met je medewandelaar(s) te verstaan. Snelheid staat voor onrust, drukte, lawaai,  oppervlakkigheid, voorbijgaan aan de details, contactarmoede, betekenisloosheid. Niet voor niets zijn er maatschappelijk allerlei bewegingen die pleiten voor meer traagheid. Meest prominent misschien wel ‘slow cooking’. Hoe trager gekookt, hoe beter alle smaken tot hun recht komen. Ook hier aandacht voor het detail.

Promenoloog


Ooit heb ik dat woord bedacht. Als ik het goed heb, is het een neologisme. Het stond een tijdje op mijn visitekaartje, toen ik voor de stichting LAW, later Wandelplatform-LAW werkte. Ik wilde mezelf als freelancer, als zelfstandige een status geven. Het betekent zoiets als wandeldeskundige. Iemand die verstand heeft van wandelen en alles wat daarbij hoort. En dat kan veel zijn. Er komt heel wat bij kijken, bij wandelen. Niet bij zomaar wandelen natuurlijk. Dat doe je gewoon, punt uit. Het ene been voor het andere en vort met de geit. Maar bij het maken van wandelroutes en wandelgidsen komt  veel meer kijken dan je zou denken. Menigmaal was de verrassing bij mijn toehoorder groot, wanneer ik vertelde hoeveel werk het kostte om een wandelroute of een wandelgids  te maken. Soms gingen er jaren van voorbereiding aan vooraf. Kort door de bocht: ontwerpen van routes, veldwerk, overleg met terreineigenaren, toestemming voor bewegwijzering en samenwerking met vrijwilligers. Wandeldeskundige dus.


Na mijn middelbare schooltijd begon ik in Amsterdam aan de studie theologie. Die studie heb ik maar twee jaar volgehouden. Toen ik veel later het wandelwereldje binnenrolde, was ik inmiddels afgestudeerd als literatuurwetenschapper. Een paar jaar lang heb ik geprobeerd om in de academische regionen voet aan de grond te krijgen. Dat ging niet eens slecht. In korte tijd heb ik veel boekbesprekingen, artikelen over literatuurkritiek en interpretaties van literaire teksten gepubliceerd in diverse wetenschappelijk tijdschriften. Zelfs een klein boekje over ‘de slingerslag in Eva’, roman van Carry van Bruggen. Ik heb een poging gedaan om voor een beurs in aanmerking te komen om een proefschrift te schrijven. Ik ben bij Kees Fens in Nijmegen op bezoek geweest. Hij heeft me vooral ontmoedigd. Hij zei dat een promotie geen garantie zou zijn voor een leuke baan later. Kees Fens maakte zich vooral vrolijk over het feit dat ik in mijn curriculum had opgenomen dat ik en paar jaar op de bloemenveiling in Aalsmeer had gewerkt als inpakker. Hij zei dat ik het ‘bloemlezen’ wel erg letterlijk had genomen.


Ik deed een tweede poging en kwam terecht bij Mieke Bal, hoogleraar literatuurwetenschap in Utrecht en Amsterdam en aan de University of Rochester in de Verenigde Staten. Ze was mij welgezind en heeft me geïnspireerd om een serieuze aanvraag voor een promotiebeurs in te dienen. Het precieze onderwerp weet ik al niet eens meer, maar het ging -geloof ik- over Nederlandse literaire en filosofische teksten uit het interbellum, dus begin 20e eeuw. Probleem was alleen dat Mieke Bal toen in het Nederlandse academische wereldje niet geaccepteerd was. De commissie van academici die ging over de toekenning van promotiebeurzen was Mieke Bal helemaal niet welgezind. We kregen onze aanvraag retour met de eis om diverse aanpassingen aan het onderzoeksvoorstel te doen, zodat het beter in het ‘mainstream’-onderzoek  zou passen. Nieuwe kansen bij een volgende ronde. En toen was mijn geduld op. Ik had er schoon genoeg van. Van dat academische wereldje.


Na jaren van vrijwilligerswerk voor de stichting LAW en later als freelancer ontplooide ik me meer en meer als wandelroutemaker. Tot ik mezelf een deskundige op het gebied van wandelen vond. Gekscherend en met een knipoog naar mijn eigen academische verleden bedacht ik daarom het woord ’promenoloog’ naar analogie van ‘theoloog’, wat ik -als het lot maar enigszins anders was uitgevallen-  net zo goed had kunnen worden. ‘Promenere’ is in het Grieks ‘wandelen’ of ‘lopen’. Promenoloog,  wandeldeskundige dus. In het Frans is ‘se promener’ wandelen en een promenade is een wandelweg. Zoals een theoloog iemand is die verstand heeft van god, zo heeft een promenoloog verstand van wandelen. Hij heeft kennis van het wandelen, hij is een wandelkenner. Zoals een theoloog ook wel godgeleerde genoemd wordt, is een promenoloog een wandelgeleerde. Een theoreticus van het wandelen. Altijd goed om van Dale te raadplegen. ‘-logie is leer, onderzoek, wetenschap van het in het eerste lid bedoelde, zoals biologie, dendrologie, geologie enz.’ Promenologie is dan leer, onderzoek, wetenschap van het wandelen. En een promenoloog is een wandelonderzoeker. Het wordt steeds mooier. Of een wandelwetenschapper of een wandelgeleerde. Het ironische van de term promenoloog was natuurlijk dat ik, ook al bedoelde ik het schertsend, wel degelijk de pretentie had om gedegen kennis te hebben van het onderwerp wandelen.


Merendeels ben ik gewoon heel praktisch bezig met het maken van wandelroutes. Daarom ook later op mijn visitekaartje ‘wandelroutemaker’. Toch heb ik ook steeds de behoefte gevoeld om me te verdiepen in de achtergronden van het wandelen, in de relatie tussen wandelen en schrijven, wandelen en denken, wandelen en filosofie, wandelen en literatuur. Veel boeken gelezen over al deze onderwerpen, ook in het Duits en Engels. De behoefte om te reflecteren op de wandeldingen die ik doe, is groot. Ook de behoefte om na te denken over het waarom van het wandelen. Waarom wandelen?

Wandelen of Lopen?


Zijn lopen en wandelen synoniemen? In het dagelijkse spraakgebruik wel. Mensen gebruiken de woorden met het grootste gemak naast en door elkaar. Wandelen is lopen en lopen is wandelen. Zelfs een van de grotere organisaties op het gebied van wandelen in Nederland, Wandelnet, gebruikt de termen als equivalenten in een recente boodschap “wandelen is leuk en gezond en we mogen nog naar buiten. Ga dus een rondje lopen.”     

 

Wandelen is kennelijk toch niet zomaar lopen, maar wel een rondje lopen. En we kunnen het niet ongestraft omdraaien. Lopen is geen rondje wandelen. In de dikke van Dale heeft het lemma lopen met negentien verschillende betekenissen een ongekende omvang. Het lemma zelf is op de loop gegaan. We noemen een paar betekenissen: van zich op de benen voortbewegen tot rondzwerven tot zich vertonen, tot zich ontwikkelen. Niet verrassend is nummer drie ‘op de loop gaan’. De vele voorbeeldzinnen maken het nog spannender. Maar vreemd genoeg vinden we nergens een verwijzing naar het woord wandelen. Dat is toch wel raar. Bij het lemma wandelen zien we een lijstje van zes betekenissen. Ik wil ze u niet onthouden. 1. (veroud.) gaan, lopen in het alg. 2. (veroud.) zich bewegen, syn. verkeren 3. gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan 4. in een rustig tempo te voet gaan om zich te ontspannen, van de buitenlucht, de omgeving te genieten 5. (oneig.) zich gedragen, syn. leven 6. (van eilanden) zich verplaatsen. Nog afgezien van de ingewikkelde afkortingen en (tussen haakjes) is het duidelijk een mer à boire, het woordenboek van van Dale. Het is niet moeilijk je te verliezen in de opsommingen van betekenissen en verwijzingen. Eens te meer wanneer je ook de uitleg van afgeleide woorden als ‘wandelaar’ en ‘wandelend’ erop naleest. Maar waar het me hier om te doen is: nergens vinden we bij  wandelen een verwijzing naar lopen. Hoe kan dat?

 

Dan maar eerst eens op zoek in synoniemenwoordenboeken. Die zijn er genoeg te vinden op het wereldwijde web. Bij het eerste woordenboek synoniemen.net is het direct raak. “lopen: benen, gaan, ijsberen, kuieren, marcheren, pikkelen, schrijden, slenteren, stappen, stiefelen, treden, voortbewegen en -ja daar is ie dan- wandelen, zich begeven.” Ook op mijnwoordenboek.nl zien we bij lopen het synoniem wandelen. Het ligt nogal voor de hand dat andersom bij het woord wandelen lopen als synoniem gegeven wordt.

 

Is lopen doelgericht wandelen? Wandelen doelloos lopen? Is een rondje wandelen of een rondje lopen doelgericht wandelen of lopen? Wandelen kan beide zijn, is te lezen op wiktionary.org. “1. ergatief, gericht een wandeling maken 2. inergatief, ongericht een wandeling maken.” Misschien moeten we nu maar even afzien van de implicaties van ergatief en inergatief. Duidelijk is dat je gericht en ongericht een wandeling kunt maken volgens deze lezing.

 

Laten we te rade gaan bij etymologische woordenboeken. Wellicht komen hier nog weer andere aspecten van wandelen en lopen tevoorschijn. We vinden dat het woord wandelen in de betekenis van lopen voor het eerst in een tekst is aangetroffen rond 1240.  Wandelen komt van het Middelnederlandse ‘wandelen’, maar is via de wortels in het Protogermaans op te vatten als frequentatief, gevormd uit winden of wenden met het achtervoegsel -el. Wandelen is dus eigenlijk windelen of wendelen. Het etymologische woordenboek dat ik raadpleeg begint het lemma wandelen met ‘ww. rustig lopen’. In het Middelnederlands heeft wandelen de volgende betekenissen: zich veranderen, heen en weer gaan en ronddwalen. Een voorbeeldzin uit ca. 1265 luidt “want ic ben een die uele plege Beide achter stede ende achter wege Te wandelne, ende vele weet”. In modern Nederlands vertaald “want ik ben iemand die veel door stad en land zwerft en (daardoor) veel weet.” Het woordenboek noteert dat de betekenis ‘ronddwalen’ later in het Nederlands verder is uitgebreid tot ‘rustig stappen’, meestal met de bijbetekenis van ‘voor het genot’.   

 

De conclusie moge duidelijk zijn. Wandelen is niet hetzelfde als lopen, ook al gebruikt bijna iedereen de woorden door elkaar. Wandelen is rustig lopen, wandelen is lopen voor het genot. Wandelen is niet zomaar lopen, wandelen is niet hetzelfde als lopen. Wandelen is hoogstens of misschien wel minstens een bepaalde manier van lopen, een subcategorie of specificatie van lopen. Of misschien nog beter: wandelen is l’art pour l’art. Wandelen is lopen om te lopen, wandelen is lopen voor de lol. Mijn voorstel is om lopen en wandelen niet meer als synoniemen te gebruiken. Lopen is utilitair. Wandelen is recreatief. Lopen is te voet gaan van hier naar daar, doelgericht van huis naar winkel of school of bushalte. Wandelen doe je voor de lol. Zonder haast te hebben, met hoogstens als doel om terug te komen. Eens. De bandbreedte is groot: van paaltjeswandeling tot zwerftocht. Van route tot dwalen. Maar wandelen is nooit lopen om een boodschap te gaan doen. We wandelen om te wandelen.

 

Ik heb de afgelopen jaren aardig wat boeken gelezen over lopen en wandelen, over te voet gaan. Zulke boeken zijn tegenwoordig hot. Vaak heb ik me gestoord aan het op één hoop gooien van lopen en wandelen. Misschien ook te wijten aan gebrekkige, armoedige vertalingen uit het Engels, Duits of Frans. Lopen kan dan misschien wandelen zijn, maar wandelen geen lopen. Hoogstens lopen voor de lol. De overeenkomst tussen lopen en wandelen is dat beide te voet gaan. Maar lopen is doelgericht en wandelen is doelloos. Vermoedelijk ben ik een roepende in de woestijn of een vakidioot. En zullen de meeste mensen in het dagdagelijkse spraakgebruik de woorden lopen en wandelen met het grootste gemak als synoniem blijven gebruiken.